De provincie Antwerpen buigt de grondstoffenschaarste om naar uitdagingen voor duurzame innovatie. Educatie staat daarbij centraal, zegt gedeputeerde voor Leefmilieu Rik Röttger.
M.M.: Hoe werkt de provincie Antwerpen mee aan duurzaam milieubeleid?
Rik Röttger: “Het promoten van duurzame ontwikkeling is een van de kernwaarden van de provincie Antwerpen. We willen kritische, betrokken burgers laten opgroeien die meewerken aan duurzame innovatie en hun stem opnemen in het maatschappelijk debat.”
M.M.: Het Provinciaal Instituut voor MilieuEducatie (PIME) in Lier speelt een centrale rol?
“In het PIME combineren we educatie rond duurzame ontwikkeling met actuele milieu- en natuurthema’s. Zoals recent nog met ‘Grondstoffenrevolutie: ontwerp zelf je duurzame toekomst’. Grondstoffen worden schaarser en duurder. Bovendien zijn grondstoffen steeds vaker de inzet van politieke strijd. Met het oog op de toekomst, en uit solidariteit kunnen we niet anders dan duurzamer leven. Gelukkig bestaan er al initiatieven die proberen de keten te sluiten en zo streven naar een circulaire economie. Overal duiken deel- en ruilsystemen op. Repaircafés en kringloopwinkels winnen aan populariteit. En we huren producten of zelfs diensten, in plaats van ze aan te kopen.”
M.M.: Ook de productie moet worden aangepakt…
“Er wordt steeds meer gewerkt met hernieuwbare grondstoffen en spullen worden ontworpen, zodat ze gemakkelijker te herstellen, hergebruiken of recycleren zijn. Vervuilende mijnbouw maakt plaats voor ‘urban mining’, waarbij we kostbare grondstoffen uit afgedankte spullen halen. Zinvol, maar nog kleinschalig. De verandering moet nu uit de buik van de maatschappij komen, van de consumenten zelf.”
M.M.: Vandaar het belang van educatie?
“We willen jongeren bewust maken van de problematiek. En we willen met hen in dialoog gaan over oplossingen. We dagen hen uit om creatief te denken en te laten zien dat er positieve mogelijkheden zijn. De jongeren van vandaag hebben de kracht om bewuste keuzes te maken en zo de duurzame burgers van morgen te worden.”
Wim De Mont