Rubriek: Voeding
1 december 2015 was een nieuwe mijlpaal in de bestuursrangen van FEVIA. Die dag gaf gewezen voorzitter Bernard Deryckere de fakkel door aan de 56-jarige Jean Eylenbosch, die door de raad van bestuur van de federatie van de Belgische voedingsindustrie, tot nieuwe voorzitter werd gekozen. Eylenbosch, die de eretitel van baron draagt, maakt zelf al vijftien jaar deel uit van het FEVIA-bestuur en wil onder meer werk maken van een nog betere dialoog met zowel overheden, leveranciers als distributeurs. De nieuwe FEVIA voorzitter roept op om met ‘Food.be – Small country. Great food.’ samen de fierheid over onze voeding uit te dragen.
M.M.: Meneer Eylenbosch, hoe intens bent u verankerd met de Belgische voedingsindustrie?
“Ik ben afkomstig uit een Brusselse brouwersfamilie. Na studies in de rechten werd ik advocaat. Vanaf 2000 ging ik aan de slag bij Coca-Cola Enterprises Belgium, waar ik verschillende nationale en internationale functies bekleed heb. Sinds 2011 ben ik Vice-President European Government Relations bij Coca-Cola Enterprises Inc. Daarnaast ben ik ook zaakvoerder van Chaudfontaine. Ik was altijd al sterk maatschappelijk geëngageerd en ben onder meer censor bij de Nationale Bank van België. Sinds 2002 fungeer ik als beheerder bij FEVIA, sinds 2000 ben ik ook bij FostPlus actief. In beide functies zet ik me sinds jaar en dag in voor de Belgische voedingsindustrie.”
M.M.: Welke organisatie erft u van uw voorganger?
“Onder meer dankzij zijn engagement mogen we stellen dat de Belgische voedingsindustrie sterk is en een brede waaier aan kwalitatieve producten aanbiedt. Op die manier dragen we meer dan een steentje bij aan een sterke Belgische economie. We zijn niet voor niets de enige industriële sector die de voorbije 10 jaar werkgelegenheid in ons land kon houden. Onze bedrijven, groot en klein, gaan voor een duurzame groei en dat wil ik als voorzitter stimuleren. Tegelijk willen we samen met de overheid onze verantwoordelijkheid blijven nemen op het vlak van milieu en volksgezondheid. Ik ben ervan overtuigd dat samenwerking daarbij de sleutel is om te komen tot echte oplossingen. We moeten wel beseffen dat we dat doen binnen een Belgische context, met concurrerende buurlanden vlakbij.”
M.M.: In hoeverre draagt het merk ‘Food.be – Small country. Great food.’ daartoe bij?
“De lancering van dit generieke merk, nog een verdienste van mijn voorganger, heeft ertoe bijgedragen dat de buitenwereld zich al een stuk beter van bewust is van onze rol als grootste industriële federatie van het land. Tot voor drie jaar was dat nauwelijks bekend. Het beste bewijs daarvan was een bezoek dat wij ruim drie jaar geleden brachten aan het kabinet van de toenmalige vicepremier Johan Vande Lanotte. Hij kende FEVIA niet, en dat was niet eens zijn fout, maar die van ons. Daaruit hebben we geleerd dat we heus niet zo verlegen moeten zijn en best trots mogen zijn op onze realisaties. Het heeft ons ervan overtuigd dat we de ambitie mochten koesteren om hoger te springen. Natuurlijk, we moeten realistisch en pragmatisch blijven: ons landje vertegenwoordigt op de wereldkaart maar een miniem stipje. Daardoor is onze binnenlandse markt eerder beperkt en mogen we ons op exportvlak gerust nadrukkelijker profileren. Voor bedrijven afzonderlijk is dat moeilijk, maar via het sterke imago van Food.be, moeten we daar met vereende krachten wel in slagen. Iedereen Food.be-ambassadeur: als we daarin slagen, dan kunnen we duurzaam groeien.”
M.M.: Hoe uitdagend is het anno 2016 om een Belgisch voedingsbedrijf te zijn?
“Die ‘challenge’ is niet min. Ten eerste, omdat we ons ding moeten doen binnen een complexe regelgeving, waarbij zowel de Europese, de federale, de gewestelijke als de lokale normen moeten worden gerespecteerd. Daarom is het van belang de dialoog met die overheden te optimaliseren via een globalere aanpak. Een andere uitdaging moet zijn om ons exportcijfer nog te verhogen. Het zou super zijn mochten onze leden er gezamenlijk in slagen om die buitenlandse omzet binnen drie jaar te verhogen van 23 naar 25 miljard euro. Dat kan onder meer door een kmo-werkgroep te dynamiseren en een kruisbestuiving tussen grote en kleinere bedrijven mogelijk te maken. Dit realiseren kan door het hanteren van een openkeukenconcept, waarbij iedereen van iedereen kan leren. De wil daartoe is er, alleen moet dit op een coherente manier worden aangepakt.”
M.M.: Hoe staat u tegenover het plan van minister Peeters om de voedingswetten te moderniseren?
“Onze wetgeving telt tal van voorbijgestreefde voedingswetten die een rem zetten op de innovatie van Belgische bedrijven. Dat is jammer, omdat we in ons land net sterk zijn in innovatie en met vernieuwende producten bijdragen aan een gezondere levensstijl. Het initiatief van minister Peeters om in dialoog met de sector die remmen weg te werken, zal onze competitiviteit versterken. Zo kunnen we blijven inzetten op duurzame groei en jobs in ons land houden. Van inbinden op kwaliteit is geen sprake. We zijn fier op de kwaliteit en de diversiteit van onze producten. Keer op keer merken we dat we net daarmee het verschil maken op de export en in eigen land. We willen wel de concurrentie kunnen aangaan met gelijke wapens en onze kwaliteit net extra in de kijker zetten. ”
Bart Vancauwenberghe
FOTOQUOTE: “We mogen ons op exportvlak gerust nog nadrukkelijker profileren.” Jean Eylenbosch