ERIC DE WAELE LEIDT DE OUDSTE JUWELIERSZAAK VAN EUROPA

De tand des tijds vreet oppervlakkige schoonheid genadeloos weg, al geldt dat kennelijk niet voor elke branche. De geschiedenis van de Gentse juwelierszaak Heursel voert ons naar het illustere jaar 1745 terug. Vandaag staat het oorspronkelijke pand op de hoek van de Langemunt in het hart van Gent nog steeds recht. En hoe. Huidig zaakvoerder Eric De Waele trakteert ons op een gesprek over edelstenen, passie voor de ambacht en een erfgoed dat goud waard blijkt.

“op mijn viertiende mocht ik van mijn vader een zilveren plaatje graveren. De E van Eric. Aan het graveren zag hij dat ik aanleg had. Je moet er immers veel geduld voor hebben.”

DOOR INGEBORG DELEYE (TEKST) EN AARON LAPEIRRE (FOTO’S)

In den beginne waren er de Heursels, de familie die hun naam aan de zaak schonk en gedurende drie generaties actief bleef. Op het eind van de negentiende eeuw nam Erics betbetovergrootmoeder de zaak over. Eeuwen later leidt Eric als telg van de vierde generatie De Waele de zaak, in hetzelfde pand in het hart van Gent waar de geschiedenis ooit begon.

Is een kind met voorouders van dit kaliber voorbestemd om juwelier te worden?

Ik heb daar nooit over nagedacht. Maar ik heb mij tegelijk ook nooit tot iets verplicht gevoeld. Dat ik in het beroep wou gaan, was vrij snel duidelijk. Maar ik was nooit van plan om de zaak van mijn ouders over te nemen. Op de leeftijd van negentien jaar kun je de zakelijke kant van zo’n onderneming nog niet inschatten. Gelukkig misschien. Maar het is op een natuurlijke manier uiteindelijk toch zo geëvolueerd.

Werd de stiel u met de paplepel ingegeven?

Mijn ouderlijk huis bevindt zich boven de huidige winkel. Ik zag mijn vader van jongsaf aan horloges herstellen en juwelen polijsten, ik heb mijn moeder altijd zien rekenen en boekhouding doen. Ik zag hen verkopen, ik beleefde alles van heel dichtbij. Aan tafel werd over het beroep gesproken, ik zag leveranciers uit Italië binnen en buiten waaien. Ik ben als kind zeer betrokken geweest en dat probeer ik nu ook met mijn eigen kinderen te doen.

Hoopt u op een opvolger?

De juwelierszaak is een deel van ons leven. Ik probeer mijn vijf kinderen zoveel mogelijk bij mijn passie te betrekken. Ik zou het natuurlijk fantastisch vinden als een van hen de zaak zou willen overnemen, al hebben ze voorlopig een andere richting gekozen. Mijn dochter van 19 heeft mij vorige week wel naar de beurs van Hongkong vergezeld, op prospectie. Ze zijn oprecht geïnteresseerd, maar ze zien ook de minpuntjes van het beroep heel nuchter in. Het kapitaal en de veiligheid, bijvoorbeeld. Daar valt iets voor te zeggen, maar vanuit mijn passie zou ik hen de stiel toch met heel mijn hart aanraden. Zij hebben voorlopig dan wel een andere richting gekozen, maar ik denk gelukkig zelf nog niet aan stoppen. (lacht) Als een van mijn kinderen toch nog voor de branche kiest, dan zal ik hen met alle plezier en passie van de wereld opleiden.

STAGEPARCOURS

Heeft u ooit een andere weg overwogen?

Ik kook graag en ik eet graag, dat is een andere passie. Ook houtbewerking heeft mij altijd aangesproken. Daarnaast is modelbouw een belangrijke hobby geweest. Heel wat creatieve nevenactiviteiten dus, dat wel. Ik ben uiteindelijk ook niet naar een juweliers- of horlogemakersschool getrokken. Dat had mij te veel tijd gekost. Ik wou de praktijk al doende leren en heb voor een parcours van stages gekozen. Ik wilde in de fabriek werken, aan een werkbank staan.

Is zo’n ambacht niet vooral een kwestie van talent?

Op mijn veertiende zette mijn vader mij voor het eerst aan een werkbank. Ik mocht een zilveren plaatje graveren, met de E van Erik. (lacht) Hij was een vakman pur sang. Aan het graveren zag hij of er enige aanleg aanwezig was. Het geduld alleen al! En daar is toch iets van aan gebleken. Wij zijn vandaag geen meestergraveerders meer, maar we graveren in het atelier nog steeds horloges met de hand, al kost ons dat ongetwijfeld meer tijd dan de authentieke vakmannen. Het zijn ambachten van dat kaliber die verloren gaan. Ik sta er dan ook op om de liefde voor het vak te blijven verspreiden.

Welk parcours heeft u na die eerste gravure afgelegd?

Ik studeerde niet graag, was nooit een goede leerling. Na mijn legerdienst was het enige wat mij aansprak het ambacht van goudsmid. Eén week stage volstond om te beseffen dat ik juist zat. Na enkele maanden vroeg de meestergast om te blijven, maar ik was te nieuwsgierig. Ik wou ook die andere aspecten van het vak ontdekken. Ik heb daarna nog bij een diamantair en de gerenommeerde Zwitserse horlogemaker Ebel stage gelopen. Uiteindelijk heb ik het geluk gehad om mijn stage te kunnen afronden met een cursus van vier maanden aan het Centre de Formation Horlogère de Lausanne (CFH), een instituut dat ondertussen verdwenen is. Daarna verkaste ik voor een verblijf van anderhalf jaar naar New York, waar ik verder voor Ebel werkte. Ondertussen was ik vader geworden, waardoor we uiteindelijk naar Gent zijn teruggekeerd. Zes maanden later heb ik er de zaak van mijn ouders overgenomen. Ik was toen 27. En dat avontuur is vandaag dus nog altijd bezig.

INNOVATIE

Heeft u het roer toen drastisch omgegooid?

Ik was jong, ik kwam recht uit de Verenigde Staten. Ik was een vat vol nieuwe ideeën. Ik had een van de eerste draagbare computers in een gigantische valies mee naar huis en ik wou onmiddellijk een klantenbestand organiseren. Mijn ouders waren vooral tevreden dat ik zo enthousiast was, dat ik ervoor ging. Ze hebben mij nooit afgeremd. Na vijf jaar heb ik een winkel in de Korte Dagsteeg geopend, om het oorspronkelijke pand aan de Langemunt rustig te kunnen verbouwen. Ik heb het historische pand heropgebouwd tot op de bovenste verdieping. Dat is voor mij persoonlijk de grootste realisatie geweest. Daarnaast heb ik ook een eigen atelier opgericht, want mijn ouders besteedden het uitvoerende werk oorspronkelijk nog uit. En tot op vandaag is er aan die innovatie eigenlijk geen einde gekomen. Vorig jaar hebben wij een CNC-machine gekocht. Dat is een 3D-printer waarmee we plastic prototypes van juwelen met de machine kunnen maken. Dan kunnen we nog zelf de juwelen met de hand vervaardigen of de moule uitbesteden om het model te laten gieten. En dan zijn er de leuke aspecten zoals de bijzondere corners in de winkel, de shops-in-shop. Van die kleine extra’s zorgen nog elke dag voor vernieuwing.

Zijn er ook heilige principes, waar niet aan geraakt wordt?

De edelsteenkunde. De vakkennis. De eerlijkheid, het vertrouwen. Sommige personeelsleden werken hier twintig à dertig jaar. Die algemene begrippen mogen hol klinken, voor ons zijn ze dat allerminst. Mijn vader is ondertussen 81 jaar en woont in het buitenland, maar als er een grote verkoop gebeurt, is hij nog altijd graag op de hoogte. De betrokkenheid blijft groot.

Ondertussen leidt u de zaak 24 jaar. Hoe ziet een gemiddelde werkdag er uit?

Op een enkele internationale beurs na, ben ik altijd in de zaak in Gent. Ik probeer hier zo veel mogelijk aanwezig te zijn. Ik vind dat belangrijk, zowel naar het personeel als naar de veiligheid toe. Ik verkoop vooral juwelen, de mensen vragen ook naar mij. Ik koop alle stenen zelf in en ik leid het atelier. Het enige wat ik uitbesteed, is de papierwinkel. (lacht) Ook het creatieve werk laat ik aan de vakmannen in het atelier over. Het is iets wat je elke dag moet doen om er bedreven in te blij
ven. We willen instaan voor het totaalconcept en dat kan ik natuurlijk niet alleen. We beginnen van goud in om het even welke vorm: letterlijk van nul tot het zetten van de stenen. Hier gaat niets buiten tot het afgewerkt is. Klanten moeten de garantie krijgen dat ik als enige verantwoordelijk ben voor het eindresultaat. En dat is geen 9-to-5 job, neen. Mijn zaak is mijn zesde kind. Dat vergt onderhoud en investering. Ook het nemen van risico’s hoort daar bij, ja. En in een sector als deze spreken we dan over grote kapitalen.

Zijn er internationale ambities?

De wereld wordt kleiner en kleiner. Wij verkopen ondertussen ook tweedehands horloges en juwelen via onze website. Dat nationale én internationale netwerk is zo belangrijk, ondernemers moeten uit hun kot komen. Vorig jaar ben ik via de organisatie Flanders Investment and Trade (FIT) in China met touroperators gaan spreken. Ik wil de Chinezen hier binnenhalen. (lacht) Als je daar over diamant spreekt, gaat niét de stad Antwerpen over de tongen. Amsterdam! Dat is doodjammer. Iemand heeft die Nederlandse stad blijkbaar ooit internationaal steviger op de kaart gezet. Ik zie dat voor een deel als mijn opdracht, en dan niet alleen voor de stad Gent. Hoe kunnen we de toeristen aantrekken en van onze troeven overtuigen? België is een aantrekkelijk land maar we mogen dat best wat meer uitspelen. En dat is niet evident, zeker niet in het luxesegment. Maar wij zijn de oudste juwelenzaak van Europa, daarmee kan een mens zich al eens profileren in het buitenland toch?

DREMPELS VERLAGEN

Stapt iedereen zonder drempelvrees een zaak als de uwe binnen?

Dat zou in theorie moeten kunnen, al is het maar voor een koffie. Ik wil die interesse en die passie voor juwelen en de ambacht daarachter cultiveren. We investeren traditiegetrouw in de band met onze klanten. Zo organiseren we op regelmatige basis evenementen, waar iedereen met interesse voor juwelen met de nieuwe trends van een bepaald label of een onbekend aspect van het ambacht kan kennismaken. Op het meest recente evenement kwam een Zwitsers horlogemaker de mannen het binnenwerk van zijn uurwerken haarfijn uitleggen, terwijl de vrouwen ondertussen een blik in het atelier werd gegund. Investeren in interesse, noem ik dat graag. Zonder de aandacht voor de veiligheid te verliezen natuurlijk.

Het is een aspect dat standaard met uw beroep wordt geassocieerd. Terecht?

Ja. Ook wij hebben ons deel ongeluk meegemaakt, ik ben een aantal keer bestolen. Dan wordt een mens voorzichtiger. Ik beslis wie hier binnenkomt en dat wordt na twintig jaar ervaring een gevoelsverhaal. Ik zag ooit een man aan de etalage met een zak van een andere juwelierszaak. Dat is vreemd, om maar een voorbeeld te geven. Wie een juweel of horloge aankoopt gaat niet van de ene juwelierszaak naar de andere hossen, wat windowshoppen. Dan werkt mijn zesde zintuig. Het veiligheidsaspect blijft een jackpot. Ik investeer jaarlijks in de veiligheid van ons pand, daar moet je als juwelier standaard een deel van het budget voor reserveren.

Mag u dan bang zijn?

Bang zijn heeft geen zin. Ik heb al wel wat geluk gehad, maar met angst valt een beroep als dit niet uit te oefenen. Die extra voorzorgen zijn het mij altijd waard geweest.

Tot slot, kwestie van helemaal mee te zijn. Zijn er ook in de juwelen zomertrends op komst?

Ja, ook onze branche is zeer tendentieus. Geel, oranje en pastelkleuren doen het deze zomer goed. In de edelsteenkunde komen werkelijk alle kleuren voor en die zijn onvermijdelijk onderhevig aan een bepaalde mode. Misschien soms wat té snel en veranderend, voor een luxesegment als dit. Maar we houden even graag vast aan klassiekers. Goud gaat een heel leven mee. (lacht)

Eerdere Artikelen