De haven van Zeebrugge is de voorbije decennia uitgegroeid tot een onmisbare motor voor de economie in de Brugse regio. Daar heeft ook APZI (Association Port of Zeebrugge Interests, groepering van de Zeebrugse havenondernemingen) toe bijgedragen. De organisatie is tevreden over wat sinds 1973 gerealiseerd werd, maar hoopt op een intensere samenwerking met de havens van Gent en Antwerpen om de Belgische havens internationaal nog beter te profileren.
M.M.: Vanaf wanneer heeft de economie in de Zeebrugse haven een boost gekregen?
Secretaris-generaal Guy Depauw: “De start van dat proces is te situeren eind jaren zestig, begin jaren zeventig: de ferryactiviteiten en het roll-on/roll-off-gebeuren kwamen in volle ontwikkeling, de eerste containerterminal werd gebouwd, de uitbouw van de grote infrastructuur werd vastgelegd, de gasterminal kwam er. Dat creëerde nieuwe opportuniteiten en een bijzondere dynamiek. De bedrijven voelden de nood om zich beter te organiseren en de haven sterk te gaan promoten. Dat was ook de aanvankelijke focus van APZI: de mogelijkheden van onze haven bekendmaken.”
M.M.: Waarop ligt de klemtoon vandaag?
Voorzitter Marc Adriansens: “De haven is intussen veel groter geworden. Promotie voeren blijft erg belangrijk. We beschouwen die opdracht vooral als het aanreiken van platformen voor onze bedrijven waarop zij hun eigen marketing kunnen enten. Maar onze focus staat nu ook sterk gericht op de belangenbehartiging voor de bedrijven: de ontsluitingsdossiers, de werkingsvoorwaarden, de nood aan bedrijventerreinen, noem maar op. Sinds een klein jaar doen we dat in samenwerking met Voka West-Vlaanderen en de havengemeenschap van Oostende. Samen vormen we de Havencel West-Vlaanderen. Dat partnership maakt ons sterker: dossiers worden beter opgevolgd en verdedigd, en we komen beter in de aandacht van het beleid. Op internationaal niveau zouden we sterker meespelen mocht er een betere samenwerking zijn met de havens van Gent en Antwerpen, omdat je dan als één blok naar buiten kan komen.”
M.M.: Welke randvoorwaarden zijn nodig om de haven nog beter te laten functioneren?
Guy Depauw: “Er is zeker nog veel potentieel aanwezig. Bedrijventerreinen in de haven ter beschikking kunnen stellen aan aantrekkelijke condities is momenteel een grote zorg: dat heeft te maken met het concessiebeleid, met de havenarbeidsorganisatie, met multimodaliteit. Verder is er nood aan een beleid dat sneller over investeringen beslist: belangrijke projecten blijven al te lang in de studiefase steken.”
M.M.: Wat beschouwt u als de voornaamste troeven en uitdagingen?
Marc Adriansens: “Door onze kustligging en nautische bereikbaarheid zijn we heel geschikt voor het uitwisselen van deep sea- en shortsea-ladingen en voor distributie naar onder meer Benelux, Duitsland, Baltische regio, Scandinavië en het Verenigd Koninkrijk. We springen er ook uit door een hoge flexibiliteit en we werken heel klantgericht. We staan zeer sterk in de roll-on/roll-off-sector, in de autotrafieken en in een aantal niches zoals voeding. Ondanks een goede infrastructuur, kampen we de jongste maanden om het behoud van de deepsea-containertrafieken. Dat is te wijten aan de allianties tussen rederijen en het ontbreken van binnenvaart, waardoor we een kostenhandicap moeten overwinnen om het hinterland goed te bedienen. Dat is een belangrijk werkpunt voor de toekomst.”
Bart Vancauwenberghe