Oude auto’s? Die draaien op pure emotie. Chauffeurs tanken immers een mix van nostalgiehoudende brandstof met ongefilterde liefde voor hun oude knarren. Rationeel is er van alles tegen in te brengen: oude auto’s verbruiken meer, kosten meer, stammen inzake rijveiligheid en elektronica uit een heel ander tijdperk en technisch blijven ze immer kwetsbaar. Tussen klassieker en oldtimer, de magie van de knarren van de weg.
DOOR EDUARD CODDÉ
Wettelijk spreekt men in ons land van een oldtimer als de auto of minibus minstens 25 jaar oud is. Voor andere voertuigen geldt 30 jaar om als oldtimer erkend te worden. Auto’s die tussen de 15 en de 25 jaar zitten worden Youngtimers genoemd. In Duitsland, autoland bij uitstek, verstaat men onder deze term dan weer hoofdzakelijk sportwagens en auto’s uit de hogere klassen, ingedeeld in groep 1 voor modellen uit de periode 1970 – ’80 en groep 2 voor de periode 1980 – 1990. Oldtimers dateren daar dus van voor 1970.
Drijfredenen om een old- dan wel youngtimer in huis te halen zijn vrijwel altijd van emotionele aard, want alles staat haaks op het hedendaags comfort-, veiligheids- en effi ciëntiedenken. Liefhebbers vinden dit net essentieel omdat het bijdraagt tot de authenticiteit van de rijervaring. Autorijden zoals het was. Ook wie verwacht met oldtimers snel wat extra spaargeld te verdienen, zal snel zijn beeld moeten bijstellen. Ontegensprekelijk zijn er al duizelingwekkende winsten gemaakt met de verkoop van oude auto’s, maar een nauwkeurig bepaalde beurswaarde hebben ze niet. Als verkoper moet men het geluk hebben een koper te treff en die het gedroomde bedrag veil heeft voor de geboden emotie. Het economische principe van vraag en aanbod in de meest gecomprimeerde vorm is het, weliswaar met schaarste en emotionele appreciatie als bijkomende, waardebepalende elementen.