“We zijn gezonder dan ooit”
Feest in het Sportpaleis.
Niets uitzonderlijk zult u denken, daar gooien ze elke avond alle remmen los. Maar nu vieren ze hun 75ste verjaardag, want op 2 oktober 1933 werd de concerttempel in Deurne voor het eerst in gebruik genomen. Een faillissement en zelfs een bombardement tijdens WO II hebben de groene hal langs de Antwerpse ring niet kapot gekregen. Volgens uitbater Jan Van Esbroeck is de feesteling ‘alive and kicking’.
Antwerpen Manager: De 75ste verjaardag van het Sportpaleis is een feestelijk gebeuren. Is het geen klein mirakel dat het nog bestaat?
Jan Van Esbroeck: “Mijn verhaal in het Sportpaleis begint in 1979 op de Nekkanacht. Ik was een hevige fan van Raymond van het Groenewoud. ‘Breek het kot hier maar af, ze gaan toch een nieuw gebouw neerzetten,’ riep hij uit. Dus toen al waren er aanslepende problemen. Enkele jaren later hebben de organisatoren van het toen succesvolle EEC tennistornooi de zaal overgenomen. Maar ook dat was geen succesverhaal. In april 1996 is het faillissement uitgesproken, net toen wij voor de tiende keer ‘The Night of the Proms’ organiseerden. In onze jeugdige overmoed dachten wij (hij en zijn zakenpartner Jan Vereecke, nvdr.) toen ‘Dat kunnen wij veel beter’. Maar we moesten wel snel handelen. Want als het in vreemde handen kwam, riskeerden we dat het werd afgebroken en hadden wij geen zaal meer voor onze concerten. We hebben toen ook wel businessplannen geschreven, die je achteraf gezien – op zijn zachtst gezegd – naïef kan noemen.”
Antwerpen Manager: Maar u had van bij het begin een stevige partner: het provinciebestuur van Antwerpen?
Jan Van Esbroeck: “Ja, we waren toen snotneuzen die niet veel geld hadden. Maar met een dergelijk stevige financiële partner hebben we toch de hoogste bieding kunnen indienen.”
“Elke jaar een nieuw showconcept voor Clouseau bedenken, is zeker een creatieve uitdaging, maar nog altijd fijn om te doen.”
Antwerpen Manager: Jullie moesten meteen verbouwen. Ook voor de vergunningen is zo’n partner dan handig?
Jan Van Esbroeck: “Dat is een verhaal dat in twee richtingen werkt. Het is waar dat het een voordeel is als je een overheid mee aan boord hebt. En ik ben er dan ooit heel blij mee. Je vindt sneller de weg door de administratie. Maar aan de andere kant: politici zijn heel gevoelig als er iemand aan de overkant van de straat om één of andere reden een klacht indient. Ook daar moeten wij mee leren leven.”
Clouseau
Antwerpen Manager: Hoe groot is de druk? Moeten jullie niet steeds creatiever zijn om de zaal vol te krijgen?
Jan Van Esbroeck: “Wij organiseren niet alles zelf. We verhuren de zaal ook aan derden. Ik ben er echter wel van overtuigd dat de creatieve component in de eigen organisatie nog heel sterk aanwezig is. Elke jaar een nieuw showconcept voor Clouseau bedenken, is zeker een creatieve uitdaging, maar nog altijd fijn om te doen. Die industrie van megaconcerten bestaat nog maar goed 15 jaar en staat dus eigenlijk in haar kinderschoenen. Daar liggen nog heel veel groeimogelijkheden. Componenten als licht, video en geluid zijn op een ongelooflijke manier geëvolueerd en blijven dat steeds doen. We krijgen dus ook een hele hoop nieuwe ‘tools’ aangereikt, waarmee we dan weer creatief kunnen omspringen. En we werken ook dagelijks met creatieve mensen. Dat helpt, natuurlijk.”
Antwerpen Manager: Geeft het nog een kick om grote internationale artiesten te ontmoeten?
Jan Van Esbroeck: “Verkijk u daar niet op. Niet alle artiesten die hier komen optreden, komen
met mij een praatje maken. Alleen met The Proms ligt dat anders. Daar raken wij de artiesten echt in het hart van hun activiteiten, waardoor je met hen ook een hele persoonlijke band hebt. Ook met Koen en Kris Wouters en met bijvoorbeeld Regi van Milk Inc. zijn de banden persoonlijker omdat wij die shows samen organiseren. Daar ligt ook mijn belangrijkste meerwaarde. Ik zorg ervoor dat het team goed werkt en dat we er samen voor zorgen dat de artiesten in optimale omstandigheden hun ding kunnen doen.”
Antwerpen Manager: De Lotto Arena is gebouwd omdat er nood was aan een kleinere zaal. Is er ook nood aan een grotere zaal? Aan de uitbouw van het Sportpaleis?
Jan Van Esbroeck: “Neen, dat denk ik niet. We hebben wel de handicap dat het een oud gebouw is, je kunt er niet zomaar alles in veranderen. Het verwachtingspatroon voor zitcomfort, verluchting, verwarming en catering, zichtbaarheid, geluidskwaliteit en dergelijke stijgen voortdurend. Het is logisch dat al die elementen onder druk komen te staan als er nog een schaalvergroting is, als er nog meer mensen komen. De slechtste plaats in het Sportpaleis is ongeveer 75 meter van het podium. Dat is ver. Als je goede ogen hebt, kan je de artiest nog net zien lachen. We vangen dat op met videoschermen. Maar hoe verkan je daarin gaan? Uiteindelijk zit je te kijken naar televisiebeelden in een live omgeving. Daarom brengen we de artiesten nogal eens in de zaal, zodat iedereen eens rechtstreeks in het wit van de ogen van de artiest kan kijken. In het Koning Boudewijnstadion zit je met een beetje pech 250 meter van het podium. Je ziet de artiest niet alleen nauwelijks staan, maar het geluid bereikt je één seconde later. Als je dan naar een videoscherm kijkt, is dat heel raar. En volgens mij ook zeer irritant. Dan ontstaan er ook wilde verhalen over play back. Daarom geloof ik niet in een groter Sportpaleis. Qua capaciteit zitten wij aan de bovengrens. Verder hoeven we echt niet te gaan.”